Honingbij
De honingbij (Apis mellifera, ook wel Europese honingbij genoemd) is een wereldwijd verspreid insect.
De honingbij wordt door mensen ingezet voor de productie van honing, bijenwas, koninginnengelei en voor de bestuiving van gewassen (vooral fruit). Hiertoe worden de bijenvolken gehouden en onderhouden door imkers.
Net als de mens heeft de honingbij zich vanuit Afrika naar Europa verspreid. In Europa bestaan twee genetisch verschillende populaties. Uit het DNA blijkt dat die meer verwant zijn aan de Afrikaanse soorten dan aan elkaar. Momenteel wordt het gehele genoom van de honingbij ontrafeld. Versie 4.0 van de stand van de wetenschap op dit gebied is gepubliceerd in oktober 2006.
Honingbijen beschikken over een interne biologische klok, waardoor ze beter kunnen navigeren en taken kunnen verdelen. Daarnaast is de biologische klok van groot belang bij de bijendans, waarmee de werksters elkaar informatie doorgeven over voedselbronnen.
In de vrije natuur leven bijen op beschutte plekken zoals b.v. in holle bomen. Door de mens gehouden bijen leven in een bijenkorf of 'kast'.
Een bijenvolk is een sterke sociale eenheid, waarbinnen de individuen gespecialiseerde taken vervullen. Er zijn binnen een volk drie typen bijen: een koningin, werksters en darren. De koningin is een vrouwelijke bij, die voor het nageslacht zorgt. De werksters zijn onvruchtbare vrouwelijke bijen, die al het andere werk doen. De darren zijn de mannelijke bijen, zij paren met de koningin en hebben daarna geen taak meer.
De darren halen zelf geen voedsel, maar worden gevoerd door de werksters. In de nazomer, wanneer er minder honing gehaald wordt en de darren niet meer nodig zijn, jagen de werksters hen de kast uit. Desnoods worden ze doodgestoken. Dit wordt de darrenslacht genoemd
De koningin legt eitjes in de cellen van de raat. Na drie dagen kruipt een larfje uit het eitje. Dit larfje wordt gevoed door de werksters en na zes dagen verpopt het zich: dan wordt de cel door de werksters met een dekseltje van was afgesloten. In de gesloten cel vindt de gedaanteverwisseling plaats. Eenentwintig dagen na het leggen van het eitje knaagt de jonge bij het wasdekseltje stuk en kruipt uit de cel. Het larfje is nu uitgegroeid tot een werksterbij. Ze heeft, zoals alle insecten, een kop, een borststuk en achterlijf, zes poten en vier vleugels. Direct nadat zij uit de cel is gekropen, begint haar werkzame leven. Haar eerste taak is het schoonpoetsen van cellen, enkele dagen later is zij ook in staat de nectar te bewerken. Na zes dagen kan zij jonge larven verzorgen en voeden. De arbeid gaat dag en nacht door, de werkster rust vrijwel nooit. Als de werkster vijftien dagen oud is, zal zij zo nu en dan bij de vliegopening gaan kijken en helpt daar ook bij de bewaking van de woning. Indringers zoals wespen of bijen uit andere volken worden verjaagd. Als zij 21 dagen oud is, vliegt de werkster voor de eerste maal uit om nectar en stuifmeel te verzamelen. Van de vroege morgen tot laat in de avond, zolang het licht is, de bloemen nectar geven en de buitentemperatuur boven de 10 graden is, vliegt zij uit. Informatie over nieuwe voedselbronnen wordt door middel van een bijendans aan de andere bijen doorgegeven. Door het zware werk en de enorme afstanden die de werkster aflegt slijten haar vleugels: ze vliegt op sommige dagen wel 250 km. Na ongeveer 800 km vliegen zijn haar vleugels versleten en moet de bij sterven. Dit verklaart ook de langere levensduur van een werkbij in de winter en van de koningin, want die vliegen vrijwel niet.
Het bijenvolk is een sterke leefgemeenschap, de voortplanting is niet gericht op een enkele bij maar veeleer op het volk. Er moeten dus meer volken komen, en dat gaat zo: in het voorjaar groeit het aantal bijen in een volk. Veel planten bloeien dus er komt veel voedsel (nectar en stuifmeel) binnen. Op een gegeven ogenblik beginnen de werksters grotere cellen in de raten te maken en in deze cellen legt de koningin onbevruchte eieren. Uit deze onbevruchte, haploïde eieren komen na 24 dagen de darren die na ongeveer een week geslachtsrijp zijn. Het wonderlijke is dat een dar geen vader heeft, maar wel een grootvader.
Als er eenmaal darren zijn, gaan de werksters langs de randen van de raten een aantal grote cellen maken (aula's): daar legt de koningin een normaal bevrucht eitje in. Als na drie dagen het larfje uit het eitje kruipt, krijgt dit larfje bijzonder voedsel: de zogenaamde koninginnengelei. Dit eiwitrijke voedsel maken de werksters met behulp van nectar, stuifmeel en een bijzondere klier in hun kop. Deze larven groeien heel snel en verpoppen na zes dagen. Dertien dagen nadat de larve uit het ei is gekomen, wordt de nieuwe koningin geboren. Net voor haar geboorte waarschuwt de nieuwe koningin, door middel van bepaalde piepgeluiden, het zogenoemde tuten en kwaken, dat zij in aantocht is. De oude koningin vliegt met ongeveer de helft van het volk uit nadat de eerste koninginnecellen gesloten worden, namelijk tussen 7 en 1 dag voor de geboorte van de jonge koninginnen, en zoekt een nieuwe woning. Dit noemen we het zwermen van de bijen, zo’n eerste bijenzwerm bevat meestal 10 000 à 20 000 bijen. De bijen hebben zich voor het verlaten van de woning helemaal volgezogen met honing en kunnen niet gemakkelijk steken. Een bijenzwerm is dus niet agressief. In het gehalveerde volk komen nu binnen enkele dagen nog verschillende koninginnen uit en telkens verlaat de oudste, met de helft van het resterende volk, de kast om een nieuwe woning te zoeken. Op deze manier splitst het volk zich op in 3 à 6 volken. De volken beginnen in hun nieuwe woning direct met het bouwen van raten, de nieuwe koninginnen maken na ongeveer 3 à 15 dagen hun bruidsvlucht. In de namiddag vliegen zij uit en begeven zich naar een plaats waar de darren zich verzameld hebben. De darren achtervolgen haar en alleen de snelsten kunnen met de koningin paren, dit gebeurt tijdens de vlucht. De koningin paart niet alleen met darren uit haar eigen volk, maar ook, en bij voorkeur, met darren uit een ander volk. Na de paring sterft de dar. De koningin paart met 10 tot 20 darren en heeft dan voldoende sperma voor haar leven dat maximaal 5 jaar duurt. Als de bevruchte koningin terugkeert, blijft zij verder in de woning en ongeveer twee tot drie dagen later begint zij met het leggen van de eitjes. De koningin kan in het hoogseizoen tot 2000 eitjes per dag leggen, wat ongeveer het dubbele van haar eigen gewicht is, zodat het volk snel uitgroeit tot een gemeenschap van 40 000 tot 70 000 werksters (zie ook moerteelt).