Kroeskop-pelikaan
De Kroeskop-pelikaan is een grote zwemvogel met relatief korte, stevige, grijze poten. Hij heeft een lange slanke nek. Het verendek is voornamelijk wit. De uiteinden van de vleugels zijn grijs. Achterop de kop staan de veertjes omhoog, vandaar de naam ‘Kroeskop-pelikaan’. De pelikaan heeft een lange, licht oranje snavel. De onderkant van de snavel bestaat uit een zeer rekbare huid, waar veel bloedvaten doorheenlopen. Ze worden ongeveer 160-180 cm lang en hebben een spanwijdte van 300-350 cm.
Kroeskop-pelikanen komen niet voor in koude gebieden, maar kunnen voor korte periodes wel temperaturen onder het vriespunt aan. Kroeskoppelikanen komen voornamelijk voor in zoetwatergebieden, sommige kolonies komen echter ook in brak water voor. Ze hebben wateren nodig met een vrij grote hoeveelheid vis. Of het water helder is en hoe diep het water is, is niet van belang. De Kroeskoppelikaan overwintert in kustgebieden in zuidoost Europa, Turkije, Rusland, het Midden Oosten en Azië. Tijdens de broedperiode komen deze vogels voor van Joegoslavië tot in China.
Kroeskop-pelikanen eten van nature alleen vis (voornamelijk karpers) en jagen alleen of in groepen. De samenstelling van het dieet hangt af van de aanwezigheid van prooidieren. Vissen van 3 tot 50 centimeter worden gegeten.
Kroeskop-pelikanen komen samen in broedkolonies. Voor het vangen van voedsel gebruikt de pelikaan de rekbare huid onder de snavel. Hij schept namelijk zijn bek vol water en vis. Door het water weer uit de bek te laten stromen blijven de vissen over.
Kroeskop-pelikanen hebben om te broeden en te rusten gebieden nodig die compleet geïsoleerd zijn van het vaste land en die omringd worden door water. Dit is ter bescherming tegen roofdieren en tegen verstoring. In februari komen de pelikanen samen in broedkolonies maar het komt ook voor dat ze solitair broeden. Er worden grote, drijvende nesten gebouwd van waterplanten. Deze nesten zijn ongeveer een meter hoog en 60-70 cm in doorsnee. Er worden ongeveer 2-4 eieren gelegd. Na circa 32 dagen komen de eieren uit. De jongen zijn dan kaal en krijgen na een tijdje witte donsveren. Na 11 tot 12 weken kunnen de jongen vliegen en na 100 tot 105 dagen zijn ze zelfstandig.