Oradea
Oradea is een stad in het westen van Roemenië, op 12 km van de grens met Hongarije, behorend tot de streek Crişana (en in ruime zin tot Transsylvanië) De stad ligt aan de Snelle Cris (Roemeens: Crişul Repede) en is de hoofdstad van het district (judeţ) Bihor. Het is een belangrijk economisch, sociaal en cultureel centrum met industrie (machinebouw, chemie), een jonge universiteit en toerisme (op korte afstand liggen de geneeskrachtige bronnen van Băile Felix). In de stad leeft een grote Hongaarse minderheid.
Oradea ('Orádja') is de Roemeense naam van de stad. Op sommige kaarten heet de stad Oradea Mare (Mare = groot). Dat is een gedeeltelijke vertaling van de Hongaarse naam van de stad, die Nagyvárad luidt. Várad betekent 'kleine burcht' nagy 'groot'. Várad werd Nagyvárad ter onderscheiding van een andere, kleinere stad Várad. De naam ging zo eigenlijk 'Grote Kleine Burcht' betekenen. De Duitse naam Großwardein is eveneens een gedeeltelijke vertaling van de Hongaarse naam.
Oradea is, ondanks het verval van de laatste decennia, een zeer bezienswaardige stad. Twee perioden domineren het stadsbeeld: de barok en het fin-de-siècle. Daarbij moet worden opgemerkt dat de belangrijkste barokmonumenten zich even buiten het centrum bevinden, zodat de gebouwen van de secessie Oradea meer karakteriseren dan die van de barok.
De barok wordt vertegenwoordigd door de achttiende-eeuwse kathedraal, de grootste Rooms-Katholieke kerk in Roemenië. Ernaast staat het bisschoppelijk paleis uit 1750-1779 (architect: Franz Hillebrandt), dat tegenwoordig het regionale museum herbergt (geschiedenis, kunst, etnografie en natuurlijke historie). Het gebouw geldt als het belangrijkste laat-barokke gebouw in Roemenië.
Het eigenlijke centrum van de stad wordt gedomineerd door twee grote pleinen een weerszijden van de rivier de Snelle Criş (Crişul Repede): het Eenheidsplein (Piaţa Unirii) en het Ferdinandplein (Piaţa Ferdinand). Aan het Eenheidsplein, het jongste plein, dat ooit de naam van de stichter van de stad droeg (zijn standbeeld is vervangen door dat van de Roemeense woiwodeMihai de Dappere), staat de achttiende-eeuwse Maankerk (zo genoemd doordat in de gevel de kwartieren van de maan worden aangegeven). Opvallender gebouwen aan dit plein zijn het neoklassieke Stadhuis (1904) en het imposante secessiegebouw de Zwarte Adelaar (Vulturul Negrul), een hotel en winkelpassage uit 1908 (architecten: Marcell Komor en Dezső Jakab).
Op de andere oever van de rivier ligt het Ferdinandplein, waar zich de beroemde koffiehuizen bevonden en waar het Staatstheater staat, een eclectisch bouwwerk naar Boedapests voorbeeld (1900). Op dit plein begint de voornaamste winkelstraat (Calea Republicii), die eveneens monumentale panden biedt.
De synagoge van Oradea (1890, Moorse stijl) is nog in gebruik en staat aan de rivier.
De burcht wordt voor militaire doeleinden gebruikt.
De bloeitijd van Oradea ligt nog geen eeuw achter ons. In de periode van circa 1850 tot de Eerste Wereldoorlog maakte de stad een stormachtige ontwikkeling door. Oradea was in 1910 qua inwonertal de zevende stad van Hongarije, maar in feite waren er maar drie steden (Boedapest, Bratislava en Zagreb) die belangrijker waren. In 1906 kreeg de stad een tramnet, al snel het meest uitgebreide in de provincie. In 1895 kreeg de stad waterleiding, in 1903 een elektriciteitsnet. Zeven jaar lang gebruikte behalve Boedapest geen stad in Hongarije zoveel stroom. Ook qua bevolkingsdichtheid bezette de stad de tweede plaats.
Oorspronkelijk had Oradea alleen alcoholindustrie. Daar werden vele andere industrieën aan toegevoegd.
Oradea had een bloeiend cultureel leven en beroemde koffiehuizen. De Hongaarse dichter Endre Ady werkte er als journalist.
Deze bloeiperiode wordt weerspiegeld in de vele prominente gebouwen in secessiestijlen.