Donau
De Donau is de op één na langste rivier van Europa, na de Wolga, en de langste binnen de Europese Unie.
Hij ontspringt in het Zwarte Woud in Duitsland na de samenvloeiing van de Brigach en de Breg in Donaueschingen, stroomt oostwaarts door Centraal- en Zuidoost-Europa en mondt na 2829 km in Roemenië en Oekraïne via de Donaudelta in de Zwarte Zee uit. Steden als Wenen, Bratislava, Boedapest en Belgrado liggen aan de Donau.
De Donau is een gemengde rivier, dat betekent dat hij gevoed wordt door smeltwater en regen.
Net als in het Nederlands heet de rivier in het Duits Donau. Verder heet hij in het Slowaaks Dunaj, in het Hongaars Duna, in het Kroatisch Dunav, in het Servisch en Bulgaars Дунав (Dunav), in het Roemeens Dunărea, in het Oekraïens Дунай (Doenaj) en in het Engels en Frans Danube. Deze namen zijn allemaal afgeleid van het Latijnse Danuvius, de naam van een Romeinse riviergod.
Voor 1763 was de Duitse naam Tonach en later ook Donaw. De huidige uitgang au stamt van het Germaanse ouwe (rivier), dat in het Nederlands nog herkenbaar is in de vele rivieren die Aa heten.
In de zevende eeuw v.Chr. voeren de Grieken van de Zwarte Zee stroomopwaarts de Donau op, na het passeren van Tomis, het huidige Constanţa. Hun ontdekkingsreis eindigde bij de IJzeren Poort, waar de Donau enkele tientallen kilometers lang door een nauw ravijn stroomde en het daardoor te gevaarlijk werd voor de Griekse schepen om de reis voort te zetten naar de zuidelijke Karpaten en het Servische ertsgebergte, aan de grens tussen het huidige Roemenië en Servië.
Van het jaar 37 tot de regeringsperiode van keizer Valentinianus I (364-375) vormde de Donau, vrijwel vanaf de bron tot aan de monding, de natuurlijke noordoostgrens van het Romeinse Rijk. Deze grens kende echter enkele onderbrekingen zoals bij de Val van de Limes in 259. Tegelijk was de rivier de vaarroute voor zowel het leger als voor de bevoorrading van de aan de stroom gelegen nederzettingen.
De oversteek van de Donau naar Dacië lukte pas in 101 na de bouw van een brug ter hoogte van de stad Drobeta-Turnu Severin, dichtbij de IJzeren Poort, en na het uitvechten van twee veldslagen, in 102 en 106. De overwinning op de Daciërs, aangevoerd door Decebalus, deed de provincie Dacia ontstaan, die in 271 weer verloren ging.
In de negende eeuw was de Donau de trekroute van het Aziatische herdersvolk de Magyaren, die halt hielden in het huidige Hongarije en daar met de ginds reeds gevestigde Slavische bevolking onder Stefanus I van Hongarije het Hongaarse koninkrijk stichtten.
Ook de Route Charlemagne, die tussen 1096 en 1099 tijdens de Eerste Kruistocht gebruikt werd door het leger van Godfried van Bouillon, liep langs de Donau van Regensburg tot Belgrado. Zo'n 340 jaar later nam het Ottomaanse leger dezelfde weg maar in tegengestelde richting. De Donau was voor de Turken de hoofdroute voor de verplaatsing en bevoorrading van de troepen tijdens hun veldtocht door Zuidoost-Europa. De rivier maakte het voor de Ottomanen mogelijk om snel vooruit te gaan en in het jaar 1440 startte de belegering van Belgrado, zo'n 2000 km stroomopwaarts. De stad viel echter pas in 1521 en enkele jaren later, in 1526, veroverde het Ottomaanse leger het koninkrijk Hongarije bij de eerste Slag bij Mohács. Aangezien koning Lodewijk II van Hongarije daarin omkwam, werden Bohemen en Slowakije (toen delen van Hongarije) door Ferdinand I, zwager van Lodewijk II, in het Habsburgse Oostenrijk ingelijfd. Hiermee werd de Donaumonarchie geboren.
In 1529 bereikten de Turken de poorten van Wenen, in het hart van Centraal-Europa, maar werden daar verslagen. Zo werd de Ottomaanse opmars langs de Donau een halt toe geroepen en vanaf de tweede slag van Mohács, in 1687, verloren ze stukje per beetje terrein en invloed. De geleidelijke Turkse terugtrekking is grotendeels terug te voeren op Oostenrijks-Hongaars initiatief, dat zo aan macht won, hoewel het tegelijkertijd zelf uit het Heilige Roomse Rijk verdreven werd. Naast Oostenrijk bleef het Ottomaanse Rijk desalniettemin een van de voornaamste politieke spelfiguren op de Zuidoost-Europese scène tot het definitief verlies van de gebieden in de Balkan tijdens de Russisch-Turkse Oorlog (1768-1774) en de Balkanoorlogen van 1912-1913. De Donau diende zo niet alleen als militaire en commerciële slagader maar eveneens als politieke, culturele en religieuze grens tussen het Oosten en het Westen.
De Donau is de enige grote Europese rivier die in oostelijke richting stroomt. Na 2888 km bereikt hij de Zwarte Zee via de Donaudelta, in Roemenië en Oekraïne. In tegenstelling tot andere rivieren worden de kilometers van de Donau stroomopwaarts geteld: het officieel nulpunt is de vuurtoren van Sulina aan de Zwarte Zeekust. Aangezien de Donau ontspringt in het Zwarte Woud en uitmondt in de Zwarte Zee, wordt de rivier in de Duitse volksmond ook wel Schwarzer Fluss (Zwarte rivier) genoemd.
Tien landen hebben toegang tot de Donau, waarvan er 4 slechts aan één oever liggen. Dit zijn Kroatië, Bulgarije, Moldavië en Oekraïne. Gedurende 1070,9 km, of 37% van de totale lengte, dient hij als staatsgrens.
De bijdrage per land tot het debiet van de Donau is de volgende: Oostenrijk (22,1%), Roemenië (17,6%), Duitsland (14,5%), Servië (11,3%), Bosnië en Herzegovina (8,8%), Kroatië (6,4%), Hongarije (4,3%), Oekraïne (4,3%), Bulgarije (3,7%), Slovenië (3,1%), Slowakije (1,9%), Tsjechië (1,2%) en Moldavië (0,7%). Bosnië en Herzegovina, Slovenië en Tsjechië liggen zelf niet aan de Donau.