Meerkoet
De meerkoet komt massief voor in natte gebieden met riet en waterplanten, soms vertrekkend in het voorjaar.
De veren zijn donkergrijs, bijna zwart. Op de kop heeft hij een witte vlek. De snavel is wit. Hij heeft geen zwemvliezen tussen de tenen, wat echter geen belemmering vormt bij het zwemmen en het duiken naar voedsel. Het is geen uitzonderlijke vlieger, alleen in extreme gevallen. Hij voedt zich met kleine vissen.
Het nest is verhoogd in vergelijking met het niveau van het water, gebouwd uit gedroogde vegetatie uit voorgaande jaren, in moerassige, ondergelopen gebieden en in rietrijke omgevingen. Het wijfje legt in de periode april-mei tussen de 8 en 12 eieren welke cremekleurig zijn met kleine spatjes. De broedtijd is ongeveer 22 dagen en wordt om de beurt door beide partners uitgevoerd.
Het is een zomergast die in de herfst verhuist naar het Middellandse Zeegebied.