Barbeel
De barbeel is een bijna rolronde langgerekte vis met puntige kop, een onderstandige bek, twee grote baarddraden in de mondhoek en twee baarddraden aan de punt van de bovenkaak. De buik en de onderkant van de snuit zijn wat afgeplat.
De staartvin is ingesneden en de rugvin is kort. De barbeel heeft een korte rugvin met een verdikte en gezaagde derde vinstraal. De kleur is goudbrons tot groenig en de buikvinnen, de aarsvin en de onderkant van de staarvin zijn zijn wat rood gekleurd.
Barbelen komen voor in de nog snelstromende middenloop van rivieren. Hij komt ook veel voor in grotere beken. Grote barbelen prefereren bodems van grof grind, kleinere barbelen komen meer voor op bodems met fijn zandig grind.
De barbeel leeft van allerlei bodemdieren, maar wat grotere exemplaren eten ook vaak visjes.
De barbelen trekken naar de paaiplaatsen in de maanden mei tot juli. Daar zetten ze zo'n 10.000 gele eieren per wijfje af op grindbanken die in de hoofdstroom liggen, vaak bij de monding van zijrivierstjes waar een rijke structuur wordt gecombineerd met een vrij grote stroomsnelheid. De eieren blijven goed kleven en zijn giftig en purgerend, zodat de barbeel niet veel last heeft van kuitrovers. De larven zoeken langzaam stromend tot bijna stilstaand water op met veel schuilgelegenheid
De barbeel wordt maximaal 70 cm en ongeveer 3 kilo zwaar. De barbeel wordt na drie tot vier (mannetjes) of vier tot vijf (vrouwtjes) jaar geslachtsrijp